Het lijkt erop dat mijn voorouders uit de 16e eeuw bierbrouwers en herbergiers waren. Dit maakt het volgende onderzoek voor mij boeiend, ook al houd ik zelf niet van bier.
Het is een feit dat onze 16e-eeuwse voorouders veel meer dronken dan wij tegenwoordig doen. De redenen hiervoor en de aard van hun bier zijn echter omhuld met mythes. Onderzoekers in Ierland hebben deze vragen onderzocht.
In het kader van een uitgebreid onderzoek naar voedsel en drank in het vroegmoderne Ierland, gefinancierd door de European Research Council, hebben zij een bier gereproduceerd en onderzocht dat voor het laatst in 1574 in Dublin Castle werd gebrouwen.
Door vakmanschap te combineren met microbiologie, brouwwetenschap, archeologie en geschiedenis, werd de meest omvangrijke interdisciplinaire studie naar historisch bier tot nu toe uitgevoerd. Hier zijn vijf ontdekkingen uit deze studie:
1) Drinken van bier was niet uit noodzaak omdat water ongezond was
Er wordt vaak gedacht dat mensen bier dronken omdat er geen toegang was tot schoon water. Dit is echter een misvatting; brouwers hadden juist continu vers water nodig om goed bier te kunnen maken. Water werd wel als minder gezond beschouwd, maar niet vanwege bacteriële verontreiniging.
Volgens het toen gebruikte medische systeem, het Galenisch humoralisme, was water een “koude” drank die de spijsvertering kon verstoren en winderigheid kon veroorzaken. Bier daarentegen was “warm en troostend”, hielp bij het balanceren van de humoren en leste de dorst.
2) Bier als loon
Bier werd vaak als medicijn gebruikt, gemengd met ongewone en exotische ingrediënten om kwalen zoals diarree of bedplassen te behandelen. Op het werk werd bier vaak als deel van het loon gegeven, waarbij hoeveelheden konden oplopen tot 15 pinten per dag bij zwaar werk. Een meer gebruikelijke hoeveelheid was vijf tot tien pinten, zoals in Dublin Castle, waar bedienden dagelijks tot 2700 calorieën aan bier consumeerden, meer dan het huishouden aan brood besteedde.
3) Verschillende ingrediënten in het bier
Hoewel het 16e-eeuwse bier in veel opzichten herkenbaar zou zijn vandaag, bestonden de hoofdingrediënten uit mout (van gerst of haver, afhankelijk van de regio), water, gist en hop. De introductie van hop, een Nederlandse innovatie, bevorderde de houdbaarheid van het bier en versnelde de ontwikkeling van de bierindustrie.
4) Brouwvaardigheden van toen zijn nu zeldzaam
Het brouwen van bier was in het verleden uitdagender door het gebruik van eenvoudiger apparatuur en minder gecontroleerde omstandigheden. Brouwers waren afhankelijk van hun zintuigen en ervaring om het proces te sturen. Het reproduceren van oude brouwtechnieken benadrukte het belang van ambachtelijke vaardigheden zoals kuiperij en kopersmeden, die noodzakelijk waren voor het produceren van de uitrusting.
5) Sterkte van alledaags bier
Een veelvoorkomende misvatting is dat 16e-eeuws bier zwak was (‘klein bier’), maar uit het experiment bleek dat de sterkte rond de 5% alcohol kon liggen, vergelijkbaar met hedendaags pils. Dit leidde tot hoge intoxicatieniveaus, wat weer leidde tot frequente oproepen voor matiging.
Voor meer informatie over het brouwen van een bier uit 1574 kunt u de online tentoonstelling van het projectteam bezoeken. Een documentaire film wordt binnenkort verwacht. Details vindt u op de website van de onderzoekers.