Max Planck en zijn chauffeur

31 december 2020

Charlie Munger, de miljardair-zakenpartner van Warren Buffett, vertelde regelmatig het onderstaande verhaal om te illustreren hoe onderscheid te maken tussen de twee soorten kennis: echte kennis en nepkennis.

Nadat Max Planck in 1918 de Nobelprijs voor Natuurkunde won, toerde hij door Duitsland en gaf steeds dezelfde standaardlezing over kwantummechanica. Hij had een chauffeur die hem naar de plaats van de lezing bracht en die steeds zijn lezing in de zaal mee volgde. Na verloop van tijd kende zijn chauffeur de lezing uit zijn hoofd en vroeg of hij de lezing in München mocht geven en Planck gewoon vooraan zou zitten met zijn chauffeurspet?” Planck stemde toe.

De chauffeur stond in München vooraan en gaf de lezing over kwantummechanica terwijl Planck op de eerste rij zat en de chauffeurspet droeg. Na de lezing stond een hoogleraar natuurkunde op en stelde een complexe inhoudelijke vraag. De chauffeur die geen weet had van het correcte antwoord zei: “Wel, ik ben verrast dat ik in een vooruitstrevende stad als München zo’n elementaire vraag krijg. Ik ben zelfs zeker dat mijn chauffeur deze eenvoudige vraag kan beantwoorden”, waarna hij het woord aan Planck gaf.

Handig opgelost natuurlijk, maar dat laat onverlet dat de chauffeur echt niet weet hoe de vork in de steel zit, terwijl het voor de toehoorders lastig blijkt om iemand met ‘echte kennis’ te onderscheiden van iemand met oppervlakkige kennis, zeker als deze een academische toga draagt en klaarblijkelijk een Nobelprijs heeft gekregen.

Waarom vertelde Munger dit verhaal. Niet om de scherpzinnigheid van de chauffeur, maar eerder – en dan verwijst Munger naar de Amerikaanse natuurkundige en Nobelprijswinnaar Richard Feynman – om het maken van een onderscheid tussen de naam van iets weten en iets weten. De chauffeur wist uiteindelijk niet hoe de vork in de steel zat, terwijl het voor de toehoorders lastig was om iemand met ‘echte kennis’ te onderscheiden van iemand met oppervlakkige kennis, zeker als deze klaarblijkelijk een Nobelprijs heeft gekregen.

Binnen het perspectief van Munger zijn er twee soorten kennis. Een daarvan is Planck-kennis, de mensen die het ‘echt’ weten. Ze hebben hard gewerkt, ze hebben de aanleg. Echte kennis komt wanneer mensen het werk doen. Aan de andere kant zijn er de mensen die doen alsof. Hoewel ze hebben geleerd een goede presentatie neer te zetten, hebben ze geen inzicht. Ze praten alleen maar over de kennis van anderen, onderzoeken zelf niets en doen geen praktijkkennis op waardoor ze snel foute veronderstellingen maken. Ze kunnen dingen niet uitleggen zonder jargon of vage termen te gebruiken. Ze hebben geen idee hoe dingen op elkaar inwerken. Ze kunnen de consequenties niet overzien. Of zoals Einstein ooit zei: “Elke dwaas kan het weten, het punt is om het te begrijpen.”

Hoe herken je het verschil? Er is een duidelijke indicator: echte experts erkennen de grenzen van wat ze weten en wat ze niet weten. Als ze merken dat het buiten hun competentiecirkel valt houden ze hun mond of zeggen ze gewoon: “Ik weet het niet.”

Deze ideeën over kennis zijn natuurlijk niet nieuw, maar het sluit aan bij de huidige inzichten over hoe de ‘Bullshit Game’ en ‘functionele domheid’ (een mix van intellect en onbekwaamheid) in veel organisaties belangrijke (overlevings)strategieën zijn geworden. Op beide inzichten kom ik later terug.

En, o ja. De anekdote over de chauffeur van Max Planck heeft – hoe aardig ook – nooit plaatsgevonden. Eenzelfde verhaal doet er de ronde over Tommy Lasorda, de voormalige coach van de L.A. Dodgers, over rabbijn Jacob Kranz uit het Poolse Dubno, paus Johannes Paulus II én Einstein.

Delen via Social Media:

Facebook
LinkedIn